Een succesvolle reeks Gay Sportcafé’s werd op vrijdag 9 juni 2017 in Hotel Casa 400 in Amsterdam afgesloten met de conferentie ‘Sport voor Iedereen?!’. In deze aflevering sprak sociaal-wetenschapper Laurens Buijs over ‘de Nederlandse paradox’, werd wetenschapper Agnes Elling door Parool-redacteur en presentator van de conferentieLinda Duits geïnterviewd en kwamen de best practices aan bod van de Alliantie Gelijkspelen en van de John Blankenstein Foundation.

In een korte inleiding ontkrachtte GSC-initiatiefnemer en sporthistoricus Wilfred van Buuren de stelling van het congres meteen door dominee G.W. Operman aan te halen: in 1928 constateerde deze dienaar Gods in zijn geschrift “Jeugd, Sport & Christendom” al dat ‘lichaamscultus de ziel vermoordt’ en dat het ‘samenzijn van de seksen in clubs een groot gevaar van homoseksualiteit met zich meebrengt’. Dus sport was voorwaar niet voor iedereen, tenminste niet aan het begin van de vorige eeuw en niet in de ogen van een eerbiedwaardige dominee.

De eerste spreker op het congres was Laurens Buijs. Buijs is als sociaalwetenschapper verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, is medeoprichter van IncInc, een onderzoeks- en adviesbureau op het gebied van diversiteit en diversiteitsbeleid en was het brein achter een roze maand bij De Correspondent. Zijn betoog handelde over wat Buijs noemde ‘de Nederlandse paradox’.
Buijs: “Nederland is een raar land: aan de ene kant scoren wij hoog op het gebied van lhbt-acceptatie en moeten lesbo’s en homo’s volgens de meeste mensen het leven kunnen leiden dat ze willen, terwijl we aan de andere kant zien dat er nog altijd veel geweld tegen homo’s bestaat.” Ook hebben homo’s en lesbo’s meer dan heteroseksuelen allerlei psychosociale problemen en is bij voorbeeld het zelfmoordcijfer aanmerkelijk hoger dan in de rest van de bevolking als geheel. Volgens Buijs is deze paradox een gevolg van het verschil tussen woord en daad: het is sociaal wenselijk om homo’s te accepteren, maar met name jonge mannen vinden het lastig als ze in het dagelijks leven in aanraking komen met homo’s. Deze homofobie is volgens Buijs moeilijker op te sporen en te bestrijden. Dat lhbt’s geaccepteerd moeten worden wordt in de samenleving breed gedragen. Daarom moeten mensen die moeite hebben met homoseksualiteit niet ‘overtuigd’ worden maar ‘geraakt’. Rolmodellen kunnen hierin een belangrijke rol spelen.

Lhbt-acceptatie is afhankelijk van de context: in de voetbalkleedkamer praat een jongen anders over homoseksualiteit dan wanneer hij met zijn vriendin door de stad loopt. Homoseksualiteit heeft in de sport sowieso een andere betekenis, omdat daar de nadruk sterk ligt op mannelijkheid en lichamelijkheid. Volgens Buijs moet bij lhbt-voorlichting bij sportclubs rekening worden gehouden met deze context. De voorlichting moet zich focussen op jongeren: “De puberteit speelt een essentiële rol in de ontwikkeling van de seksuele en genderidentiteit van jongeren. Juist daar wordt de basis gelegd voor de (onbewuste) weerstand die met name mannen later in hun leven ervaren als zij met homoseksualiteit worden geconfronteerd.” Jongeren moeten zichzelf bewijzen naar leeftijdgenoten, maar hebben de neiging onveilige situaties te ontlopen en in hun schulp te kruipen. Daarmee kan volgens Buijs sport ook juist als een reddingsboei voor jongeren fungeren doordat ‘je ergens bij hoort, zelfvertrouwen krijgt en je lichaam opbouwt’. “Dit zijn bij uitstek gezonde krachten om jonge mensen in ontwikkeling aan bloot te stellen, mits zij zich er veilig voelen. Het is belangrijk dat er mensen aan die kar blijven trekken.”

Volgens oud-atlete Agnes Elling, die werkzaam is bij het Mulier Instituut en veel onderzoek heeft gedaan naar sportdeelname en sociale in- en uitsluiting naar sekse, etniciteit en seksuele voorkeur, is er – ook in de sport – veel veranderd. Een film als All Stars (Nederlandse speelfilm uit 1997 van Jean van de Velde, HP) heeft ertoe bijgedragen dat er weliswaar meer mensen zijn die homoseksualiteit normaal vinden, maar Elling ziet ook een paradox: ‘homo’ wordt in het voetbal nooit als compliment gebruikt, terwijl het in het vrouwenvoetbal juist andersom is: daar zijn ze blij met (eindelijk) een hetero in het team. Vrouwensporten moeten het ‘pottenimago’ afschudden om te worden geaccepteerd.
Elling, die in 1999 medeoprichtster was van Dutch Gay & Lesbian Athletics (DGLA), constateert dat er in de sport weinig homo’s te vinden zijn. Volgens haar is er sprake van ‘homofobiefobie’: de angst voor homofobie. “Homo’s en hetero’s sporten in gelijke mate, maar beoefenen andere sporten,” aldus Elling. Volgens haar speelt zelfselectie een rol uit angst voor machogedrag in de sport. “Grote groepen mannen hebben negatieve associaties met sport en dat komt vanuit het bewegingsonderwijs, terwijl sport juist ook therapeutisch kan worden gebruikt.”

Elling vindt dat lhbt’s het recht hebben zich te verenigen in lhbt-clubs, hoewel dat misschien niet goed is voor de emancipatie. “Dat roept soms negatieve reacties op, terwijl dat niet het geval is bij bijvoorbeeld gehandicaptensport. Daar vinden we dat niet raar.”
Tijdens het congres ‘Sport voor Iedereen?!’ was ook aandacht voor twee best practices. Mark Schuurman, projectleider van de Alliantie Gelijkspelen en werkzaam bij sportkoepel NOC*NSF, belichtte het programma Sport voor Iedereen. In dit programma willen bonden een veilige omgeving realiseren binnen de sport. Er zijn modules ontwikkeld om dat voor elkaar te krijgen. Daarin worden de verschillen bespreekbaar gemaakt en worden krachtige en goede verhalen gedeeld. “We willen continu peilen waar de behoefte ligt in plaats van te zeggen wat sportclubs fout doen,” aldus Schuurman. Volgens Schuurman is de kracht van sport dat het weet te verbinden. Toch verbaasde Schuurman zijn gehoor met zijn opmerking dat er ‘ruimte moet zijn voor mensen die problemen hebben met homoseksualiteit’. Een toehoorder vroeg zich af of dat dan ook zou gelden als je homo zou vervangen door ‘neger’ of ‘jood’. Schuurman: “Mensen moeten dan sterk genoeg zijn om elders te gaan sporten. Uitsluiting is uiteraard niet goed, maar de werkelijkheid is vaak weerbarstiger dan wij willen.”

Oud-Volendamvoetballer Arnold Smit sprak over het programma Heroes of Football (http://www.heroesoffootball.eu/), waarin de John Blankestein Foundation partner is en dat gesteund wordt door onder meer de KNVB en PSV. Smit vond het tijd om op te staan toen voetbalanalist René van der Gijp in het RTL-programma VI het initiatief van de KNVB-spelersboot op de Canal Pride in 2013 belachelijk maakte. Hij legde contact met een aantal andere homoseksuele voetballers en met Danny Hesp van de Vereniging voor Contractspelers (VVCS). Samen besloten ze dat het bewustwordingsproces niet tot Nederland beperkt moest worden, maar Europa in moest. Na de aftrap van Heroes of Football in de Amsterdam Arena wilden negen bonden waarborgen geven maar daarna werd het stil. Maar Smit zit niet stil: eind juni praat hij in Noord-Ierland over Heroes of Football en zal daar ook het gesprek aangaan met de Russische sportfederatie.

Arnold Smit vraagt zich af: “Hoe kunnen we ervoor zorgen dat mensen niet alleen sociaal wenselijke antwoorden geven?” Volgens hem ligt het antwoord in het voeren van gesprekken in kleine settings. Hij stond bij ADO Den Haag tegenover een boom van een zwarte kerel die zei: “Ik heb een hekel aan nichten.” “Nou,” was Smits reactie, “dat komt goed uit want ik heb een hekel aan zwarten.” Daarmee was het ijs gebroken en kon het echte gesprek beginnen.

In het programma is een toolkit ontwikkeld (op de website in het Engels, Nederlands, Duits, Italiaans, Frans en Spaans te lezen), waarin wordt aangegeven wat je kunt doen om veiligheid te garanderen. Behalve Nederland hanteren Turkije, Noord-Ierland, Frankrijk, Duitsland, Noorwegen en Engeland de toolkit al. Nog tien andere bonden ondersteunen het programma. Toepassing van het format op andere sporten staat in een volgende fase op het programma.

Hans Perrée